Spelen is een activiteit die we van nature hebben ontwikkeld sinds we kinderen waren. Het vermogen om te spelen lijkt op het eerste gezicht geen andere rol te spelen dan entertainen en entertainen. Enkele decennia geleden begonnen psychologen zich af te vragen of deze positie wel echt klopte. Dat is de reden waarom er verschillende onderwijspsychologen zijn geweest die in detail de relatie tussen spel en ontwikkeling van het kind hebben bestudeerd.
Een essentieel aspect dat moet worden begrepen, en een dat ons kan schokken, is dat we in een evolutionair perspectief altijd meer redenen kunnen vinden dan het pure plezier van het uitvoeren van acties die we leuk vinden. Dat wil zeggen, vanuit dit perspectief en het negeren van pathologieën, als iets plezier genereert, is het omdat het evolutionair nuttig is. Daarom moet spelen volgens deze redenering enige functie of nut hebben. Bovendien tonen onderzoeken aan dat een zeer beperkende beperking van de speeltijd in de kinderjaren wordt geassocieerd met slecht aangepaste volwassenen.Om de vraag te beantwoorden hoe spel en ontwikkeling van het kind zich verhouden, moeten we ons openstellen voor verschillende theorieën;
ongelijksoortig als we ze vergelijken met de bewijzen die hen ondersteunen. Als we echter de complexe rol die spelen heeft bij onze ontwikkeling willen begrijpen, moeten we een breed perspectief nemen en alle beschikbare gegevens observeren.Theoretische perspectieven op spel en ontwikkeling van kinderen
Een van de eerste auteurs die dit thema bestudeerde, was
Karl Grooss. Hij zag het spel als een pre-oefening. Dit zou nodig zijn om psychofysiologische volwassenheid te bereiken als een fenomeen dat gekoppeld is aan groei. Het spel zou bestaan uit een voorbereidende oefening voor de ontwikkeling van bepaalde functies. Motorische grappen zouden de fysieke ontwikkeling vergemakkelijken, terwijl psychologische grappen het kind zouden voorbereiden op het sociale leven. Bovendien, terwijl het spel zich ontwikkelt in een veilige omgeving, kan het kind verschillende vaardigheden trainen zonder enig risico te lopen. Een heel ander gezichtspunt is dat van
Freud . Voor de psychoanalyse zou het spel nauw verbonden zijn met de uitdrukking van onbewuste drijfveren.Dit zou de mens in staat stellen om zijn onbevredigde verlangens in de realiteit te bevredigen. Dit theoretische perspectief, hoewel het misschien aantrekkelijk lijkt, heeft weinig wetenschappelijk bewijs om het te ondersteunen en schendt verder het principe van spaarzaamheid waarmee de wetenschap wordt bestuurd. Voor Vygotsky is spelen een sociale activiteit waarbij het belangrijkste aspect de samenwerking tussen deelnemers is. Dankzij deze samenwerking leert elke deelnemer een rol te spelen (rollenspel); essentieel aspect in het volwassen leven. Vygotsky richtte zich uitsluitend op symbolisch spelen en wees erop hoe objecten betekenis krijgen in het spel zelf (een stok tussen de benen kan bijvoorbeeld een paard worden). We zien daarin een socio-constructivistisch perspectief, gebaseerd op het feit dat de primaire functie van het spel is om te leren om functies en betekenissen te delen.
Een andere auteur die over de grap theoretiseerde was Jerome Bruner
. Volgens hem zou het stuk verbonden zijn met de onvolwassenheid waarmee menselijke wezens worden geboren. Hierdoor kunnen mensen een reeks zeer gevarieerde conduits uitlokken die ons een zeer flexibele aanpassing geven. Het stuk zou nuttig zijn om al deze gedragingen uit te proberen en hun aanpassing aan de context van cultuur en milieu te ontdekken.Door dit in een speelse context te doen, is de persoon vrij van druk en kan hij experimenteren door de negatieve gevolgen tot een minimum te beperken. Piaget, een van de grote ontwikkelingspsychologen, sprak ook over de grappen. Zijn visie is dat spelen niet een ander gedrag is dan niet-spelende activiteiten. Voor hem zou spel een adaptieve actie zijn waarmee het kind de kenmerken van de werkelijkheid leert kennen en op een bepaalde manier beheersen. Dit hangt nauw samen met de concepten van assimilatie en accommodatie die Piaget heeft ontwikkeld.
Het belang van spelen Hoewel er een aantal gezichtspunten zijn over de rol van het spel, is het duidelijk dat het een belangrijke activiteit is in het kader van de ontwikkeling van het kind. Bovendien is een relevant aspect dat de verschillende perspectieven niet onderling onverenigbaar zijn.
De relatie tussen spelen en de ontwikkeling van kinderen kan veelvoudig en verrijkend zijn.
Nu we de verschillende mogelijkheden van het spel kennen, kunnen we ons de relevantie van deze activiteit voorstellen. Als spelen niet bestaat in het leven van het kind, kan dit van invloed zijn op de fysieke, psychologische en sociale ontwikkeling van het kind. Daarom is het essentieel dat de spelactiviteiten (zonder druk en met een enorme intrinsieke motivatie) aanwezig zijn in het dagelijks leven van onze kinderen. Play-based onderwijs biedt de mogelijkheid om op elke manier te groeien. In die zin zullen we niet de fout maken om het spel te veranderen voor intellectuele of cognitieve activiteiten die we mogelijk als meer verrijkend beschouwen. De waarheid is dat zonder de grap, de cognitieve en intellectuele ontwikkeling wordt belemmerd. Laten we niet vergeten dat we al voor de geboorte groeien, zich ontwikkelen en dat spelen, om zo na de geboorte te blijven, onmisbaar is als een natuurlijke en aangename neiging.