We waarschuwen, waarschuwen en waarschuwen opnieuw; Vanaf daar worden we moe ...

Een van de kwaden die relaties ondermijnt, is gebruikelijk, wanneer we te gewend raken aan de persoon, en we beginnen te bagatelliseren wat het meest waar is. Daarmee stoppen we met aandacht te schenken aan wat ze zegt of laat zien, alsof niets anders haar gevoelens naar ons zou kunnen schudden. Het is alsof liefde, affectie en toewijding op zijn plaats zijn, dit alles zou eeuwig duren. Nee, het is niet zo eenvoudig.We kunnen niet denken dat alleen al het krijgen van iemand al een garantie is dat we vanaf nu samen zullen zijn. Net zoals alles wat er is, wat niet wordt verzorgd, bewaterd, gevoed en nieuw leven wordt ingeblazen, koelt het af, verdort, droogt en sterft.

Het is zo met mensen, met gevoelens, met voorwerpen, zo is het ook met liefde. Niets is voor altijd, behalve wat waar is, wat om in ons te blijven, wat ze ons aandoen, de glimlachen, de handen, elke "goedemorgen" en "goede nacht". En we proberen het altijd te laten werken, omdat we willen dat het werkt, liefde geeft en voor altijd wordt bemind, met alles, ondanks alles, maar vooral. En de dagen beginnen te kruipen en we waarschuwen, het waarschuwt, roept, als bedelend om aandacht, om iemand te zijn die nieuw is in het leven van de ander, die zonder ons aan het volgen is. We waarschuwen je, je waarschuwt ons, we waarschuwen je keer op keer

En de dag komt wanneer we moe worden, we moe worden, we moe worden voor eens en voor altijd. En het meest interessante is dat de ander over het algemeen alleen maar op zichzelf lijkt te vallen als we niet langer de kracht hebben om het te proberen, wanneer we elk spoor van genegenheid helemaal van binnenuit leegmaken, wanneer we al besloten hebben, hebben we al opgelost, wanneer onze waardigheid staat ons niet langer toe daar te blijven. Dagen, maanden, jaren van alertheid, van lijden, van gesprekken, van discussies, allemaal tevergeefs. Als de persoon ons dan met klaar koffers ziet, beseft hij pas dat hij niet zonder ons zal leven. Het spijt me, dat is het. Niemand kan het verdragen lang de rol van een niets te spelen, omdat er geen kracht is die sterker kan zijn dan de pijn van leegte, van de nooit eindigende terugkeer, van wederkerigheid die nooit gevoeld, uitgedrukt, uitgesproken of expliciet is. En we worden gewoon moe en als dat gebeurt, kan niets ons ervan overtuigen om te blijven, want dan zal het te laat zijn.